|
Interview door Dick Berts in 2000 met de laatste commandant van Hr.Ms. Karel Doorman, de vice-admiraal b.d. B. Veldkamp. Gepubliceerd in Trivizier 1/2 2000.
Brandende Doorman dieptepunt in carričre admiraal Veldkamp.
Vice-admiraal b.d. B. Veldkamp (1921) was van 1972-1975 Commandant Zeemacht Nederland en van 1975-1979 Bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Na zijn pensionering diende Veldkamp elf en een half jaar als Staatsraad in de Raad van State. Veldkamp was ook de laatste commandant van het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman. Nederlands enige vliegkampschip werd vervroegd uit dienst gesteld, nadat op de vooravond van Koninginnedag 1968 twee keer achter elkaar brand uitbrak aan boord van het schip, dat afgemeerd lag in de marinehaven van Den Helder. Veldkamps grootste ongerustheid ging uit naar zijn brandende schip, maar hij vreesde ook dat zijn verdere carričre in rook opging. Door Dick Berts.
"Van 1942 tot 1945 heb ik in Duitse krijgsgevangenschap gezeten. Ik ben inderdaad een van de laatste bevelhebbers geweest, die dat nog heeft meegemaakt. Toen de oorlog uitbrak, lag ik net in de ziekenboeg van het KIM. Om halfzeven 's morgens riep iemand 'kom eens kijken'. Je zag de Duitse vliegtuigen over Texel vliegen. Ogenblikkelijk werden we ingedeeld door onze divisiechef, de kapitein der mariniers Romswinckel. Wachtlopen met een geweer op je nek. Daaruit bestond het leven die dagen. Best spannend als je achttien bent. Niet alleen ik, maar het complete jongste jaar adelborsten zat op dat moment nog op het instituut. Het tweede jaar was al op zijn mobilisatiebestemming. Voor het overgrote deel op de schepen. Het oudste jaar was grotendeels ook al weg. Net van te voren waren ze nog tot officier benoemd. Ons jaar bestond uit 98 man. Het zogenaamde slagkruiser-jaar. In die vijf dagen oorlog werden er telkens voor speciale klusjes groepjes adelborsten gevraagd. Zo moesten er Duitse krijgsgevangenen met een schip uit IJmuiden naar Engeland worden gebracht. Er waren geen mensen om ze te bewaken. Dus vroeg men het instituut om vijftien adelborsten te leveren. De Z5 had nog mensen nodig. Daar gingen dan weer zeven adelborsten. Die namen meteen het vaandel van het Korps Adelborsten mee. Het kwam er op neer, dat ongeveer de helft van mijn jaar is weggekomen naar Engeland en de andere helft bij de capitulatie nog op het instituut zat. De Duitsers hebben ons in juli 1940 naar huis gestuurd. Ze vonden dat we nauwelijks kwaad konden. We mochten gaan studeren op kosten van het rijk. Daar kreeg je een toelage voor. Enkelen van ons gingen naar een universiteit, maar een betrekkelijk groot aantal ging naar de kweekschool voor de zeevaart in Amsterdam. Daar kon je met HBS in een jaar je ticket voor leerling-stuurman halen. Dat heb ik gedaan. Je had ook een beetje het idee dat je op die manier misschien nog eens kon wegkomen. Maar het was natuurlijk geen verloren tijd, want dat we die oorlog voor altijd zouden verliezen, dat kwam bij niemand op. In ieder geval had je dan al je zeevaartkundige vakken onder de knie. Ik moet zeggen dat het me later af en toe wel een voorsprong bezorgd heeft, dat ik dat gedaan heb. Ik herinner me nog wel, dat we bij een van de Politionele Acties in Indië, landingen moesten plannen bij Sumatra. Er moest uitgerekend worden, wanneer je op die en die datum moet landen vanwege het hoogwater. De enigen die nog een beetje met die tafels uit de weg konden, waren wij van de zeevaartschool. Die kweekschool voorde zeevaart in Amsterdam was gewoon een superschool in die tijd. En met behoorlijk wat discipline. We hadden een leraar zeevaartkunde Hazewinkel, een gewezen stuurman, die had zijn stof heel precies afgepast over het jaar. Als hij midden in een zin was en de bel voor einde les ging, dan hield hij op. De volgende keer ging hij precies weer bij zijn laatst uitgesproken woord verder. In mei 1942 moest iedereen zich weer bij de Duitsers melden. Ik zat inmiddels in Groningen op de radioschool voor een telegrafisten opleiding. Iedereen was binnen.
…..In het pak wat je aanhad, werd je afgevoerd. Ik droeg alleen een overhempje…..
De hekken gingen dicht. Er kwamen schildwachten te staan en we werden krijgsgevangen gemaakt. In het pak wat je aan had, werd je afgevoerd. Ik droeg alleen een overhemdje, want het was mooi weer. Ik was op de fiets gekomen. Die is later door een Duitse soldaat bij mijn ouders in Sneek afgeleverd. Over fietsen stelen gesproken. Nee, ik heb nooit een loyaliteitsverklaring getekend. Op een of andere wonderlijke manier hebben ze me dat nooit gevraagd. Of ik hem getekend zou hebben? Ik denk het wel, moet ik eerlijkheidshalve zeggen. Toen wij in een oude Russische kazerne in Stanislau zaten, aan de voet van de Karpaten, heeft schout-bij-nacht Heeris, de oudste van de gevangen genomen zeeofficieren, de oud leraren van het KIM bij zich geroepen. Hij vond het helemaal verkeerd dat die adelborsten maar zaten te voetballen en te kaarten. Werken was er niet bij, want het was een officierskamp. Iedere leraar moest opschrijven wat hij nog van zijn vak wist. Zo ontstond er lesmateriaal. Er werd zelfs een examencommissie benoemd. Het moest natuurlijk wel een beetje in het geniep gebeuren. We werden niet verplicht om mee te doen, want er waren ook adelborsten die het verder wel voor gezien hielden bij de marine. Van de eindexamens is een proces-verbaal gemaakt. Dat is later geaccepteerd als ons theoretisch officiersexamen. Het gekke was, dat er nog meer cadetten van de KMA dan adelborsten in dat kamp zaten, maar niemand van de Landmacht piekerde erover om die cadetten ook zoiets te laten doen. Die gingen gewoon door met voetballen en een kaartje leggen. Natuurlijk deden we ook vluchtpogingen. Maar ik denk dat niet meer dan twee procent dat lukte. De laatste maanden van de oorlog hebben we in Neubrandenburg doorgebracht, ten noorden van Berlijn.. In april 1945 rolde daar het Rode leger over ons heen. Eerst kwam de Russische artillerie. De Duitsers waren weggetrokken met karren en paarden. Een onvoorstelbare hoeveelheid Russische gemechaniseerde artillerie schaarde zich zij aan zij. Vlak bij ons kamp. Je kon er bijna niet eens meer tussendoor lopen. Ze begonnen ’s avonds om een uur of acht te schieten. De volgende morgen lag Neubrandenburg plat. Zo ging dat. Toen dat voorbij was, kwam de rest van de Russen. Lopend met buitgemaakte karren. Een stelletje bedelaars. Vreselijk. Wel allemaal goed bewapend en onder de olie natuurlijk. Een fles wodka per man per dag was het normale rantsoen. Zes weken daarna zaten we gelukkig weer in Nederland.
Het commando over het vliegkampschip Karel Doorman is zeker een van de mooiste periode's in mijn marine carričre geweest. Maar het commando over een jager heb ik ook heel fijn gevonden. Een jager daar kan je alles mee doen. Eigenhandig manoeuvreren. Zestigduizend PK zat er zo'n schip. Twee schroeven, alles erop en er aan. Toen ik commandant van de Friesland was, haalden we een keer op en neer in het Engels kanaal, terwijl er een rare storm stond. Je hebt daar van die korte golven. Op een gegeven moment kwam ik kijken op de brug. Ik zei tegen de officier van de wacht dat het tijd werd om eens om te draaien, omdat we anders teveel van onze bestemming af zouden raken. Jawel commandant. We bleven nog vijf minuten op dezelfde koers liggen, voordat het hoge woord eruit kwam. Commandant ik durf niet. Er stond inderdaad een hoge zee. Nou goed, dan doe ik het zelf. Ik neem het bij deze van je over. Het geloof wil dan, dat elke zevende golf weer hoger is dan de anderen. Dus je wacht eerst op een hoge. Dan moet je een beetje vaart zetten, maar dat kan eigenlijk niet vanwege die golven. Maar als je niet veel vaart hebt, dan komt er te weinig druk op je roer en ga je maar heel langzaam door die bocht en we moesten honderdtachtig graden draaien. Daar moet je dan een beetje het midden tussen weten te vinden. We lagen precies dwars op de zee en op dat moment komt er toch een golf... met een steile wand van een meter of acht erachter. En dat is veel hoor. Dat hele schip donderde acht meter naar beneden. Precies om vijf uur bij theewater. Alles was gedekt beneden in het verblijf. Er was geen stukje kommaliewant meer heel. De commandant had het even overgenomen ...Die officier van de wacht stond in een hoekje te gniffelen. Toen we de Doorman in 1948 overnamen, was het hebben van een 'carrier' nog vrij uniek. Maar vier landen in de wereld hadden op dat moment een vliegkampschip. In 1968 toen ik commandant was, lag dat natuurlijk heel anders. Maar ook toen waren er nog heel wat marines die goed jaloers op ons waren. De Spanjaarden bijvoorbeeld. Die hadden niks. We oefenden ieder voorjaar bij de Canarische eilanden. Daar zaten we dan twee maanden. Elke dag een geschikte oefendag voor onze vliegtuigen. Schitterend. Dat maakte best indruk op de Spanjaarden. Maar Nederland heeft ook altijd een inhoudelijk goede marine gehad. Nee, dat is geen public-relations verhaal. Zeker niet in de tijd die ik mee heb gemaakt. In het begin was het nog wat aanlopen. Maar toen we begonnen zijn om onze schepen integraal te laten opwerken door de Flag Officer Sea Training in Engeland, zijn we echt met sprongen vooruit gegaan. De Britten hadden voor hun vloot fighting instructions, wij hadden een vvkm. Tactische Voorschriften, maar geen fighting instructions. Dat hebben we moeten leren. Het is geen spelletje en geen marine van 8 uur 's morgens tot 4 uur 's middags. En van voorzichtig 's nachts, want stel je voor dat er schade aan het schip komt. Dan komt er maar schade aan het schip, gewoon doen! De marine heeft echt een hoop van de Engelsen geleerd.
….Ik dronk een glaasje sherry met mijn vrouw, toen er iemand riep dat de Doorman in brand stond…
In 1968 stond ik als commandant van de Doorman op een receptie in Den Helder, in verband met de naderende Koninginnedag. Ik dronk een glaasje sherry met mijn vrouw, toen er iemand kwam aanrennen die riep dat de Doorman in brand stond. Nou, als de bliksem ben ik naar mijn schip gegaan. De Doorman had een jager machinekamerinstallatie. Precies dezelfde installatie en ketels waar de oude Evertsen in 1945 al op voer, waren in de Doorman gebouwd. Veertigduizend pk. Dat was veel te weinig power. De Friesland klasse had al zestigduizend pk voor een jager. Een rank schip van honderddertig meter. En de Doorman was een bak van tweehonderdtien meter. Hij was in oorlogstijd gebouwd. Er moesten er meer en meer van gebouwd worden in Engeland. Dat hadden ze voorradig, meer niet. En dan ging er maar eentje teloor of kwam er maar een ongelukje. Dat werd toen zo gedaan. Een jager kon met zo'n machinekamer 32 mijl per uur halen. De Doorman haalde er 25 mijl per uur mee. Toen er nog geen hoekdek was, moest je landen terwijl zowat het hele bestand aan vliegtuigen voor je stond. Er was wel een barričre tussen. Maar ik heb wel eens meegemaakt dat zo’n vliegtuig daar met een sprongetje verheen ging. Dan waren er meteen vier vliegtuigen kapot. Daarom zijn die hoekdekken gebouwd. Dan kon je eventueel een doorstart maken. zonder dat er iets met de geparkeerde vliegtuigen gebeurde. In het begin was er ook nog geen katapult aan boord. Je moest dan gewoon op eigen kracht afvliegen. Alle vliegtuigen werden naar achteren gehaald en wat er van het dek over was, daar moest je dan op starten. Maar om dat te laten slagen, moest je eigen tegenwind maken. Het schip draaide dan elke keer tegen de wind in. Iedere keer moest die enorme Doorman met zijn scherm aan jagers dan draaien. Dat duurde enorm lang. Vervolgens moest het geheel weer terug draaien, om de koers voort te zetten. Die oude machinekamer had sinds 1945 dus nogal wat te verduren gehad. Bij de brand in 1968 was het schip a1 23 jaar oud. Er waren wel reparaties uitgevoerd, maar dezelfde ketels zaten er nog in. Dat lekte dus wel eens. Een oliedruppeltje hier en daar. Die oliedruppels waren warm. Dat gaf dan wel eens even een klein brandje. Dan kwam er een vent met een rooie bus bij en die spoot het meteen uit. Bij de grote brand was dat ook zo. Alleen was de bus toen leeg en moest er een nieuwe komen. Net toen viel er nog een druppeltje bij. Dat brandje is toen uit de hand gelopen. De brand even later in de achtermachinekamer, dat was ook een volkomen verklaarbaar verhaal. Of niemand iets te verwijten viel? Tsja, nou ja, ik heb zelf toen gedacht dat dit het einde van mijn carričre was. Dat vond ik ook billijk. De commandant is altijd verantwoordelijk. Welke fout ik dan gemaakt had? De commandant is altijd verantwoordelijk. Misschien had ik moeten zien dat er toch wel wat olie naast dat schip lag en had ik tegen het Hoofd Machinekamer moeten zeggen, wat is dat nou precies. Als ze me dat verweten hadden, dan zou ik dat hebben kunnen begrijpen".
Veldkamp leest een besluit van de Marineraad voor: "De marineraad heeft besloten dat geen onderzoek door de raad zal worden ingesteld. Hierbij heeft de raad overwogen dat geen kwaadwilligheid of opzet is gebleken, dat een openbare behandeling door de raad geen nader licht zal werpen op directe gebeurtenissen of omstandigheden die tot het ongeval hebben geleid. Dat beide branden zijn ontstaan als gevolg van een samenloop van omstandigheden waarbij echter de aanwezigheid van een abnormale hoeveelheid olie in het scheepsvlak een overheersende rol heeft gespeeld. Dat zondermeer duidelijk is, dat in beide gevallen als primaire c.q. grondoorzaak van het ontstaan der branden moet worden beschouwd, het niet of onvoldoende naleven van de bestaande voorschriften inzake het schoonhouden van het scheepsvlak van het ketelruim. Artikel 12-72 van het VVKM 4 luidde: het scheepsvlak van het ketelruim moet droog, olie- en vetvrij worden gehouden. Dat ten aanzien van de brand in het voormachinekamer met grote mate van zekerheid kan worden gesteld, dat de lekkage van brandende oliedruppels uit de bakboordsbrander van ketel A1 de directe oorzaak is geweest van ontbranding van de op het lenswater aanwezige laag olie. Dat voor wat betreft de brand in de achtermachinekamer met waarschijnlijkheid moet worden aangenomen, dat het zeer hoge lenswaterpeil plus de dikte van de daarop drijvende laag olie in combinatie met de vakconstructie van de ketelbodem uiteindelijk tot spontane zelfontbranding hebben geleid. Dat de brand bevorderende factoren op diverse punten een diepere oorsprong vinden in een samenspel van een aantal tekortkomingen c.q. beperkingen van deels materieelstechnische en organisatorische en personele aard. Deze hebben onder meer betrekking op de onderhoudswerkzaamheden in de machinekamers en ketelruimen, op de problemen rondom het lenspompen van vuil water uit het scheepsvlak liggende in een haven, op de KM bedrijfsvoering, hiërarchische kortsluiting, communicatie stoornissen, op de vakkennis en mentale instelling van het personeel en niet tijdig onderkennen van ernstige maatregelen vereisende situaties en verminderd normbesef. Dat bovenstaande feiten en omstandigheden alsmede de daaruit trekkende lering genoegzaam in het voorlopig onderzoek aan de orde zijn gekomen. Dat zich geen persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan. Deze beslissing heeft mijn instemming, zegt staatssecretaris Van Es. Ik hoef u er niet nader op te wijzen, dat deze tekortkomingen door u als commandant hadden moeten worden onderkend en gerectificeerd. Waar hier tegenover echter zoveel positieve en gunstige indrukken bestaan over de wijze waarop u het bevel over de Doorman hebt gevoerd, heb ik besloten om geen verdere maatregelen jegens u te moeten treffen en het met deze brief als afgedaan te beschouwen. Einde citaat. Geen onderzoek door de marineraad lijkt misschien wat makkelijk voor een marine die zijn enige vliegkampschip verspeelt. Maar het was natuurlijk algemeen bekend dat het onderhoud dat aan de Doorman moest worden gegeven enorm duur was. Hij zou in 1970 uit dienst worden gesteld. Het was al een witte olifant. Een blok aan het been, financieel gezien. Het geld dat aan onderhoud besteed moest worden, was al enige tijd niet meer lonend. Dat was natuurlijk de diepere oorzaak van de brand. Het heeft mij de nek gered. Maar ik had het al met mijn vrouw besproken, dat ik waarschijnlijk als kolonel de dienst uit zou gaan.
….Hoe je admiraal wordt bij de marine? Gewoon je best doen…..
Hoe je admiraal wordt bij de marine? Gewoon goed je best doen. Er zit natuurlijk ook een dosis geluk bij. En je moet wel tegen de leeuwenkuil van Den Haag kunnen. Zee-officieren zijn over het algemeen minder politiek geschoold dan landmacht-officieren. De landmacht heeft daar een andere planning voor. Die zaten destijds natuurlijk ook voornamelijk in Nederland en overal dichtbij. Daar had je lui, die kwamen als tweede-luitenant op het ministerie, moesten dan een peloton commanderen voordat ze kapitein konden worden. Dat was dan een peloton ergens op een kazerne in Den Haag. Tegen de tijd dat ze kolonel werden, wisten ze alles van het ministerie. Toen ik als BDZ in Den Haag kwam, heeft het mij bloed, zweet en tranen gekost om op de hoogte te komen met hoe dat allemaal werkte. De jaarlijkse begroting, de planning en ga zo maar door. Nee, ik ben nooit echt uitgegleden. Waarschijnlijk komt dat, omdat ik in staat ben om op het juiste moment de juiste mensen te vertrouwen en daar dan ook naar te luisteren. Daarom ging het toch goed. Maar het politieke bedrijf was mij niet op het lijf geschreven. Natuurlijk was Commandant Zeemacht Nederland een veel leukere functie. Maar wel met minder inhoud. Je zit daar wel mooi in dat paleis in Den Helder, maar die lui die met die schepen varen, dat zijn allemaal capabele lieden. Zo'n eskadercommandant die weet ook van wanten. Als Commandant. Zeemacht had ik op een gegeven moment weer problemen geconstateerd met het werken op de achtermiddag. In de longroom en in de gouden bal kon tussen de middag een borrel gedronken worden. En dat gebeurde ook. Als ik zelf wat gedronken had, dan bleek dat ik na de middag niet zo had kunnen werken als anders. Zoiets gold natuurlijk voor anderen net zo. Dus had ik bedacht, na overleg in de staf, dat de bar tussen de middag beter dicht kon blijven, om 's avonds pas na vast werken open te gaan. Ik besprak het ook met het bestuur van de vbz. Die waren daar fel op tegen. Het tast onze verantwoordelijkheden aan, was het commentaar. Verantwoordelijke mensen hebben best in de gaten wanneer dat fout gaat en dat kunt u niet verbieden. .Ik was niet overtuigd van hun verhaal, dus ik wilde het doorzetten. Ik moest daar wel Den Haag in kennen. Dat heb ik gedaan, maar ik heb het vierkant afgelegd. Den Haag heeft de vbz gelijk gegeven. Dat was nog onder Vredeling. Pas toen de geheelonthouder Scholten minister werd, kreeg ik mijn zin. Maar ik kon best met het vbz bestuur opschieten. Prima kerels hoor. Nooit problemen mee gehad. Of het voor mij ja en amen was richting politiek, toen ik BDZ was? Nee, dat hoefde ook niet, want ik had Vredeling als minister. Daar kon ik heel redelijk mee opschieten. Hij had lef. Maar je moest hem wel regelmatig in de kroeg gaan zoeken. Hij kwam binnen met de kreet dat hij allergisch was voor uniformen. Peijnenburg was secretaris-generaal. Hij zei, Henk dat doe je toch niet goed. Je hebt de pest aan die lui, eenvoudigweg omdat ze militair zijn en hoe ze verder zijn, dat interesseert je geen lor. Je bent goed in lekker eten en lekker drinken. Wat jij moet doen, is een avondje met je bevelhebbers lekker eten en drinken. Dat gebeurde. Lekker gegeten en op een gegeven moment zat ik met Vredeling te praten. Ik zei tegen hem, u moet nu ook eens zo in het algemeen zeggen, dat militairen een bepaalde taak hebben en dat ze het best goed doen. Meer hoeft niet. Want die lui vinden u toch zo'n beetje de baas. Vredeling zei, maar ik ben de baas helemaal niet. Ja, maar ik vind dat u toch ook wel een beetje verantwoordelijk bent voor hoe zij het er allemaal vanaf brengen. Hij zei, admiraal wat een vergissing! Verantwoordelijk? Ik ben maar ten opzichte van een bepaalde groep verantwoordelijk en dat zijn de lui die mij hier neergezet hebben en met de rest heb ik niets te maken. Toch kon ik niet slecht met hem opschieten hoor. Het eerste waarvoor ik bij hem moest komen, waren die vliegers van de MLD die over het Binnenhof gevlogen waren. Ik was net aangetreden. Verdraaid vervelend. Ontzettend domme lui die dat gedaan hadden.. Maar ik vond ze niet zo slecht als Vredeling ze vond. Ik heb inderdaad wel eens gelezen dat Vredeling destijds bang zou zijn geweest voor de reactie van de bevelhebbers op de maatregelen die Den Uyl trof naar aanleiding van de Lockheed-affaire. Maar daar was absoluut geen reden voor. Of Vredeling ons toen als bevelhebbers met zijn drieën in elkaars gezelschap naar de televisie heeft laten kijken? Ik herinner me daar helemaal niets van. Misschien heeft Vredeling wel tegen Gerard Peijnenburg gezegd, zorg dat die lui dat doen. Ik weet het gewoon niet meer. Ik herinner me wel dat ik Den Uyl op de televisie heb gezien. Hij was mijn politieke vriend niet, maar ik vond dat hij het toen werkelijk uitstekend deed. Den Uyl en ik komen allebei uit een gereformeerd nest. We waren een keer op een diner ter gelegenheid van een buitenlands staatsbezoek. Mijn vrouw en ik liepen na afloop nog een beetje door het gebouw heen, tot we weg konden. Daar zat Joop nog met zijn vrouw. Dag meneer Den Uyl, dag meneer Veldkamp. Liesbeth, dit zijn de heer en mevrouw Veldkamp, zij zijn ook gereformeerd. Nou en, zei Liesbeth, nou en. Joop's gezicht betrok een beetje. Mevrouw Veldkamp: “Mijn schoonmoeder zei wel eens tegen mijn schoonvader, een gereformeerde predikant: Die en die zijn ook gereformeerd. Dan was zijn antwoord: Gereformeerd? Daarom zijn ze nog niet slecht”.
|
|